Gisteren vertelde ik van de ontmoeting met Mesdag. Het werd nog al een verhaal. Daardoor kwam het niet meer tot een verbinding aan de Belarus-reis. Die is er wel. Want de schilderijen riepen ook herinneringen aan bezoeken van onze vrienden uit Belarus aan Katwijk wakker. En die weer herinneringen van lang geleden. Achter op de fiets van mijn vader. Vakantie in Scheveningen. Ik was nog maar een jaar of 4. er was een moment dat we richting de Frederik Hendriklaan reden, waar we logeerden. Dat herinner ik me. Wat ik rook. De zee. Het zilte nat. En de lichtstralen die door de kamer gingen als ik ’s avonds op bed lag. De vuurtoren. Een ontmoeting met de zee. Een mensenkind, niet bij de zee opgegroeid. Ik herinner me niet de eerste keer dat ik mijn voetjes in het zand heb gezet. Ik was een dreumes, lang ook een geweest. Wel herinner ik me het overweldigende van de zee.
Niet als de vrouwen op het strand in het schilderij “de Schipbreuk”. Die stonden gespannen, huiverend in hun omslagdoek. Betraande ogen zoals ik eens zag van mevrouw van Duijvenbode na een kerstavond in 1995. De herinneringen aan haar geliefde man en haar vader gegrift in haar gezicht. Tot die tijd waren Heijermans woorden: “de vis wordt duur betaald”, een zin uit een boek. Toen zag ik het.
Nee, ik herinnerde me het grote, het machtige van de golven. De rollende golfjes op het strand rond je voeten. Als je even verder liep, bleef je niet overeind. Ach, ik was een dreumes. Het was alles nog idyllisch. De schelpenkar ging nog over het strand. Een pony ervoor. De man met zijn net. Alsof je zo een schilderij van Willy Sluyter binnenliep.
En dan kwam daar de herinnering aan de Wit Russische jonge dames op het strand. En een aantal jaren geleden de ernstige dominee. Zijn schoenen gingen uit en de broekspijpen omhoog en hij stapte voor het eerst in zijn leven door het mulle zandstrand. Als een kind zo blij, dat hij de zee zag. En hij wilde de sensatie van het water aan zijn voeten. ’s avonds sprak hij ernstig in de kerk. Verwonderd over het evangelie. Als we hem misschien binnenkort weer ontmoeten, welke herinnering zal hij dan vertellen?
Die dag hadden we een moeilijk gesprek. Gaan we staan bij het gebed, of blijven we zitten? Wij zijn dat niet gewoon. Dus blijven we zitten. Ja, maar….
En toen kwam het hoge woord er uit. Blijven zitten is voor ons verloochening van ons geloof. In de tijd van de communisten was bidden in het openbaar een daad van geloof. Daarom gingen we daar altijd bij staan. En dat doen we nog altijd.
Als we andere mensen ontmoeten, maken we kennis met een hele wereld. De wereld van die ander. We weten vaak maar weinig van hen. We zijn voor elkaar vaak schepen, die elkaar passeren in de nacht. En toch… Een ontmoeting kan ons bekendmaken met een hele wereld. Zoals de verschillende ervaring bij het zien van de zee. Voor de één een schrikbeeld. Een leven vol angst en verschrikking, rouw en verdriet. Voor de ander een moment van opperste verbazing en geluk.
Mensen ontmoeten. Werkelijk ontmoeten in hun wereld, in hun levenstijd. Dat is een bijzondere ervaring. De weduwe die tegen de stormwind in, zingt: “Maar de Heer’ zal uitkomst geven…”. En de ernstige dominee, die met het zand nog aan zijn broekspijpen, oproept tot het geloof.
Echt ontmoeten ga je de mensen pas, als je de Mens hebt ontmoet, die voor al die schepselen naar deze wereld kwam. Dan zie je hen ineens in het licht van het Evangelie. Stille verwondering over de liefde van Christus. Daar ga je voor staan als het er op aankomt. Daar zit je stil bij neer en neemt het in je op.
Gezegende zondag.