Mijn moeder en vergane glorie.

Ik vertelde al van vrienden van mijn ouders in Rotterdam. Rond 1930 ging mijn moeder als meisje voor dag en nacht dienen in de grote stad. Ze was ongeveer 16 jaar. In de grote huizen net buiten Crooswijk, in Kralingen was er werk voor haar. Aan de Avenue Concordia, in de buurt van de Lambertusstraat en het Oostplein. Om een indruk te geven, een enkele foto uit die tijd.

Ook een foto van moeder, genomen terwijl ze met een vriendin een aantal steken doet aan het Kelim-tapijt voor het koninklijk bruidspaar. Het was een geschenk van de bevolking van Rotterdam voor de verloving of het huwelijk. (Winter ’37, denk ik. Moeder staat in het midden.)

Ik ben een nakomertje. Ik kwam pas met de Hongaarse opstand, terwijl mijn broer en zus beide in de oorlog werden geboren. Maar “de stad” was ook voor mij: Rotterdam. In mijn jeugd kwam ik er veel. En moeder vertelde veel verhalen over de tijd dat ze er woonde. Want ik was het jongetje dat in mijn jeugd overal mee naartoe genomen werd. En dus ook naar de vrienden die ze in Rotterdam gemaakt had in haar jeugd. 10 jaar woonde moeder in de stad en kreeg daar een bescheiden aantal vriendinnen en kennissen, met wie ze ook na haar huwelijk eind 1939 contact hield.

Waarom vertel ik u dat allemaal? Omdat ik me herinner dat het in mijn jeugd nog altijd de stad van de vele kerken was. Ik herinner me een bezoek aan de gerestaureerde Laurenskerk.

De kerk die ook de oorlog had overleefd. Maar ook de kerken in Zuid, in het bijzonder wel de Breepleinkerk, waar de bus langs reed. En toen was daar dus de sloop van de Koninginnekerk. Een schok door de stad. Demonstraties werden er gehouden. Ik hoorde van de afscheidspreek van ds. N. Kleermaker. Die ook in de Wilhelminakerk op Slikkerveer preekte.

Moeder wist NOG te vertellen van de vroegdiensten. Dat was voor de dienstbodes en de kamerheren, de chauffeurs en de koetsmenners, die daarna het ontbijt voor “meneer en mevrouw” afruimden of hen naar de dienst van 10.00 konden brengen. Nooit gevraagd, maar misschien zat ze dus wel in deze kerk. Er waren er meer in de buurt. De kerk van ds. Th. van der Groe in Kralingen staat er nog.

Rotterdam was tot in de jaren 60 van de vorige eeuw een godsdienstige stad. “Van vrijzinnig tot orthodox, het ging in de jaren vijftig van de vorige eeuw op zondag allemaal naar de kerk, meestal tweemaal op een zondag, blijmoedig en zonder morren, en natuurlijk te voet. Stadbreed was er het besef dat God bestaat.”
En het was niet slechts buitenkant. Ik lees in een boek over de stad, en in het bijzonder over de bevindelijk gereformeerden: “Er was veel volk in deze stad. Op zondag zagen de straten zwart van de kerkgangers. In Rotterdam woonden veel kinderen van God, die elkaar opzochten om samen te spreken over de verborgen omgang met God, over de gangen van de Kerk en over wat er vanbinnen leefde, of niet. Er lag veel beslag.”

Toch begon in de jaren ’60 de langzame teruggang. En zo kwam het tot de afbraak van de mooiste kerk van Rotterdam. Op oudejaarsavond 1972 werd daar de laatste dienst gehouden. De gemoederen waren zeer beroerd, de emoties groot. Ds. N. Kleermaker ging voor. Aan het slot van zijn preek zei hij: „De Koninginnekerk wordt afgebroken. Ons als gemeente, kerkbestuur en predikanten past geen protest maar schuldbelijdenis. Te midden van het puin hebben wij de belofte van God dat Hij doorgaat met het verzamelen, bewaren en voltooien van Zijn werk.” Indertijd zag Ds. A. Vergunst vanuit zijn studeervertrek de hervormde Koninginnekerk met haar koperen torens en koepels voor zijn ogen afgebroken worden: „Het is door en door triest.”

Voorbije tijd. Herinneringen van een ouder wordende dominee, merkt iemand op. Jammer van die mooie kerk!, zegt de één. Het is de mooiste gesloopte kerk van Nederland!, zegt een kunstliefhebber. Nu staat er een huis voor ouderen met een zorgeenheid. Hoppensteyn.

Ja, u ziet het goed. Het vuilvishuisje staat op de voorgrond van de geweldige flat “Hoppensteyn”.

En nu is er nog wel iets meer te zeggen. Want ik ga het niet uitzoeken, maar ik denk dat het aantal kerkelijke gemeenten wel eens groter zou kunnen zijn dan 70 jaar geleden. Alleen heb je nu misschien wel woordenboeken nodig om de naam te kunnen begrijpen: christenen van over de hele wereld zijn in Rotterdam neergestreken. Daar kun je alleen maar dankbaar voor zijn.

En toch…. Ja, want op 100 meter staat er een moskee. Daar loopt men heen, langs het vuilvishuisje. Weten zij veel. Stond hier een kerk? Gelukkig hebben wij een gebedshuis.

Het is niet gestopt in 1972 met de afbraak van kerken. Even verderop aan de Boezemsingel stond de grote kerk van ds. G.H. Kersten. Die is er ook al niet meer. Werd in 2018 gesloopt.

Nee, ik somber niet. Ik bedoel u ook niet slechts een droevige geschiedenis te vertellen. Het gaat nog steeds over het “Vuilvishuisje”. Dat staat te pronken en het water van de boezems wordt nog steeds rondpompt. Ik zou zo graag willen dat u het ook mooi gaat vinden. En dat het herinneringen wakker roept is goed. Maar vooral dat we er oog voor krijgen dat ondanks alle veranderingen, afbraak en verwoesting, het “Vuilvishuisje” er nog altijd staat.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.