We zijn nog niet klaar met het water. Het gaat niet over drinkwater. Ook al is het waar dat water drinken belangrijk is in deze tijd. En het gaat ook niet over watertorens of waterreservoirs. Daar weet ik helemaal niets van af. Het gaat hier vooral over het “Vuilvishuisje”.
Rotterdam is de stad van de Nieuwe Maas en heeft veel havens. Langzaam aan is het gegroeid. Ze speelden een grote rol in het leven van de kleine Jan. Hij had nl. een grote broer en die was helemaal aan het water verknocht. We hebben er nooit zo expliciet over gepraat. Dus ik ken zijn diepe zielenroerselen niet als het om de zee en het water gaat. Maar hij heeft heel zijn werkzame leven op of bij het water zijn brood verdiend. Alleen de eerste 2 jaar na de Technische School werkte hij aan land, maar daarna lukte het mijn vader niet meer hem bij de zee weg te houden. Een bekwaam vakman in dienst van de PTT. Daar viel ook de telefoondienst onder en hij zorgde voor de verbindingen. Ik zie hem nog liggen in een putje in de straat. Een hele bos draadjes die een wirwar leken, maar je kreeg er de koningin mee aan de lijn als dat moest.



Maar er kwam een dag dat we afreisden naar Rotterdam. In de Opel Kapitän van de buurman. Die reed ook taxi. Broer Henk ging naar zee. Dat er boten zijn wist ik al vroeg. Heel ons dorp ademde scheepvaart. Naar men zegt was ik nogal een wijsneusje. Praten deed ik toen al als Brugman. Maar dat die boten zo groot konden zijn als de zeeschepen in de havens van Rotterdam, ontdekte ik toen pas. En daar ging mijn grote broer. Op een schip van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. Ik herinner me het meest van zijn terugkeer. Na zijn eerste reis de wereld rond. Weer met de buurman naar de stad. Henk was wel veranderd. Een stoere baard bedekte zijn kaken. De indruk van het immense schip ligt me het meest bij. Ook al zat ik op de nek van iemand anders, het dek torende hoog in de lucht. En bij zijn volgende reis lukte het af en toe zijn schip te vinden in de lange lijsten van zeeschepen en de plaats waar zij zich op het moment van berichtgeving bevonden.





Veel indringender was de gebeurtenis een aantal later. Broer Henk vond de vrouw van zijn leven en daar moest die andere liefde voor wijken. Daarom gingen ze na de huwelijksdag aan boord van de Maria. De binnenvaart. Dat komt al dichter bij de Maas. In de waalhaven en andere havens in Rotterdam meerden ze vaak aan. Daar werd de vracht uit de zeeschepen overgeladen op rijnaken en naar het binnenland vervoerd. Naar Duitsland en zelfs tot Bazel de rijn af. Of de Neckar of de Moezel op. En soms ook wel naar Antwerpen. En dat zou wel leuk zijn voor kleine Jan. Die mocht mee. In de Kerstvakantie. Dat kon net voor de Kerst. Over de Ooster- en Westerschelde en dan de Schelde op. Ik herinner me de heenreis niet echt. De haven staat me helder voor ogen en een wandeling door Antwerpen ook, maar de terugreis staat in mijn herinnering gegrift!





De afvaart ging voorspoedig. Maar eenmaal op het open water van de Westerschelde begon de narigheid. Mist! Zeer voorzichtig werd er gevaren. Het kanaal van Hansweert naar Wemeldinge, daar moesten doorheen. De mist werd al maar dikker. Varen ging eigenlijk niet meer. Het schip moest voor anker. Ik zie nog een schip met de naam “Telegraaf” voorbij komen. Zij hadden een radar aan boord. Over en weer werd er wat geroepen. Al die tijd was daar met grote regelmaat de klank van de bel. Een zoon van de schipper stond erbij en keer op keer luidde hij de bel. Als een ander schip ons niet ziet, dan…. Mijn broer stond of op de kop van het schip of aan het roer. De schipper keek met bezorgde ogen. Natuurlijk speelde ook de gedachte aan het naderende Kerstfeest. Zijn we op tijd? Het jongetje hoorde de bel en dacht, zie ik ooit moeder nog? En dan? Die bel lijkt op dat “Vuilvishuisje”. Daar gaat ook een sprake van uit die je wakker kan houden. Hier zijn we , wat zal er gebeuren als we ondersteboven gaan? Of : wat zal het vuile water doen als het onder de grond op een hoop loopt en alles verstopt raakt?
We kwamen veilig in de Rotterdamse haven aan. Het was nog een heel geklauter om van boord te komen. Rijen dik lagen de aken tegen de kade. En laatkomers liggen natuurlijk aan de buitenkant. Daar worden de laatsten bij de afvaart de eersten. Kerst 1964, denk ik. Nog een herinnering. De rijnaak was verwisseld voor een sleepboot. Ik zou een dagje meevaren. Maar de plannen waren gewijzigd en ik kwam aan boord bij een collega. Cor. We zagen hem wel eens in de kerk, als we in Bolnes de zondag doorbrachten. De dag begon met een loggerbakje. Een vreemde mannenwereld. Onbekend en mysterieus. Jij bent het broertje van… We hadden een praatje….




Het zal in die tijd geweest zijn dat ds. P.J. Bos onze wijkpredikant werd. Een deftige dominee. Een natte rug in de kerkbank. Met vreugde naar de catechisatie. De kerk liep zondags vol. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Bevestiging van ambtsdragers: De lieflijkheid van de Heere, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat.

Het werk van onze handen. Doet dat er toe? Is dat belangrijk? Het is voor de meeste mensen hun dagelijks leven. Iedere dag maar weer. En heeft God daar ook een plaats in? Hou je het alleen vol? Langzaam verdween God uit Rotterdam? Zoals uit Jorwerd? Verdwijnt God ooit?
De mooiste kerk van Rotterdam gesloopt! Is dat verschrikkelijk? Ja, dat is een ramp. Want het Evangelie kan er niet meer klinken. Maar gelukkig is er het “Visvuilhuisje”! Op de foto zien we het dichtbij een treurwilg staan.

Mijn broer keek er met zijn vrouw op uit in de laatste jaren van zijn leven. 80 zou hij zijn geworden begin deze maand.



Morgenavond zal het door vele luidsprekers in de huizen klinken: “en zij legden Hem in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg”. Dat is zo iets als gedumpt in de singel. Niet nodig. Overbodig. Weg er mee.
Gelukkig staat het “Visvuilhuisje” er nog!
Het heel gewone, dagelijkse leven
Het heel gewone, dagelijkse leven,
het glimt van zin en van een diep geheim,
al weten we ook niet hoe alles met
elkaar verweven is, het zindert wel van moed
en van een groot geduld om telkens
weer te herbeginnen: te leren lopen,
schrijven, praten en beminnen.
Het gaat gewoon maar door, al eeuwen lang.
Vandaag veel zon en morgen zeker regen
maar misschien is dat zo zeker niet en
komt de nieuwe dag met onverwacht toch
weer nieuw licht en kan mijn ziel weer zingen.
Het heel gewone, dagelijkse leven,
het glimt van zin en van een diep geheim.
Schrijver: Adeleyd
LikeLike